Skip to content
Menu

Blog

Bootje

Blauw, met spikkels en rond. Patroontjes van stippen waar je, als je er lang naar kijkt, eindeloos in kunt verdwalen. Als een caleidoscoop.

Een rand. Het licht van een lamp valt er bovenop en weerkaatst in het glazuur. Als ik mijn ogen dicht doe zie ik het fel verlichte stukje nog achter mijn oogleden. Er liggen stukjes op. Van een afstandje vallen ze bijna niet op. Kruimeltjes. Of zijn het zandkorrels? Hout in de golven? Er bovenop ligt een zakje met een draadje eraan. Achteloos neergekwakt. Bijna als een boot in de zee. Een reddingsboot met een anker. Maar wel een boot. Aan de rand van de oceaan. Is de aarde dan toch plat?

Dit was een oefening in observeren en associëren. De opdracht was: Train jezelf om op een scherpe, originele manier te observeren. Kies een willekeurig voorwerp uit je werkkamer en probeer het volgende zo precies mogelijk te beschrijven:

  • Hoe voelt het?
  • Hoe ruikt het?
  • Hoe ziet het eruit?
  • Welke associaties heb je erbij?

In de vervolgopdracht heb ik de tekst nog eens nagelezen en gekeken waar overbodige bijvoeglijk naamwoorden verwijderd konden worden. De tekst hierboven is versie 2, die slag heb ik er al op gemaakt. 
En tot slot was de opdracht: Welke kwaliteiten of eigenschappen van het voorwerp komen overeen met jou en welke juist niet? 


Ik ben niet blauw, maar hou wel van deze kleur. Mijn leven heeft ook patroontjes, ik beweeg in patroontjes, veel meer dan ik denk. Minder duidelijk zichtbaar dan op het schoteltje, maar toch. Het licht van de lamp is als de zon die mij oplaadt. De zon kun je op dezelfde manier nog zien als je ogen dicht hebt. Als je er net te lang naar gekeken hebt. Ik dobber op mijn boot in de zee. Om me heen kijkend naar de golven, de patronen in deze zee van blauwe stippen. Mijn boot voelt niet lek. Of af en toe misschien. Dat anker heeft niet zoveel zin op open zee. Je kunt wel stilliggen, maar het is fijner om rustig aan verder te dobberen, mee te bewegen op de golven. En te gaan daar waar de golven me brengen.